• Richten zich op de combinatie van hoofd, hart en handen.
• Richten zich op de eigen omgeving.
• Hebben een integrale benadering. Met aandacht voor zowel milieu, natuur en landschap als economische activiteiten, historische en sociaal-culturele ontwikkelingen.
• Zijn praktisch, concreet en kennen verschillende werkvormen.
• Lesmateriaal ziet er aantrekkelijk uit.
• Sluiten aan bij de leerdoelen / curriculum van het (primair)onderwijs.

 Leerlingen                                                                                                                                       

• Zijn interactief bezig.
• Leren hun omgeving beter ‘lezen’.
• Gaan inzien dat ze een positieve bijdrage kunnen leveren aan de kwaliteit van hun directe leefomgeving.
• Er vinden altijd voorgesprekken plaats, er is betrokkenheid en afstemming bij de ontwikkeling van het materiaal en er is evaluatie en nazorg.
• Er wordt samengewerkt met het lokale bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen en (groot)ouders uit de eigen omgeving.
• Er wordt een zaadje geplant; leerkrachten kunnen in het vervolg vergelijkbare activiteiten uitvoeren.